Les 3
  De woorden, hun klank en betekenis
Klik op woord voor de uitspraak ervan. Klik nogmaals voor de betekenis.
Klik nogmaals om de uitspraak nog een keer te horen
حَمَّامٌ
badkamer; badhuis
مُوَظَّفُ ٱسْتِقْبَالٍ
receptionist
جِنْسِيَّةٌ
nationaliteit
أَمَامَ
voor (van plaats)
أَوْلاَدٌ
jongens; kinderen
كَيْفَ حَالُكُمْ؟
Hoe gaat het met u?
كَيْفَ حَالُكَ؟
Hoe gaat het met je?
كَيْفَ حَالُكِ؟
Hoe gaat het met je?
كَيْفَ ٱلْحَالُ؟
Hoe gaat het?
أَنَا بِخَيْرٍ
Het gaat goed
اَلْحَمْدُ لِلّٰهِ
Lof aan God
اَلسَّلاَمُ عَلَيْكُمْ
Goedendag
وَعَلَيْكُمُ ٱلسَّلاَمُ
Goedendag
مِنْ فَضْلِكَ
alstublieft
مِنْ فَضْلِكِ
alstublieft