Les 20

  Oplossingen
Plaats de cursor op een veld om de oplossing zichtbaar te maken

Oefening 1
a. In het weiland zijn zes merries.
فِي ٱلْمَرْجِ سِتُّ أَفْرَاسٍ.
b. Zeventien afgevaardigden zijn aanwezig geweest.
حَضَرَ سَبْعَةَ عَشَرَ نَائِبًا.
c. Waar zijn de acht ringen?
أَيْنَ ٱلْخَوَاتِمُ ٱلثَّمَانِيَةُ؟
d. Daar zijn acht lege glazen.
هُنَاكَ ثَمَانِي زُجَاجَاتٍ فَاضِيَةٍ.
e. Twintig lessen zijn compleet.
اِكْتَمَلَتْ عِشْرُونَ دَرْسًا.
f. Na veertien dagen.
بَعْدَ أَرْبَعَةَ عَشَرَ يَوْمًا.
g. De politie heeft eenendertig mannen gearresteerd.
حَبَسَتِ ٱلشُّرْطَةُ أَحَدًا وَثَلَاثِينَ رَجُلًا.
h. Ik heb twaalf boeken bij mij.
عِنْدِي ٱثْنَا عَشَرَ كِتَابًا.
i. Hij heeft de drie sloten op slot gedaan.
قَفَلَ ٱلْأَقْفَالَ ٱلثَّلَاثَةَ.
j. Negenenveertig studenten zijn afgestudeerd.
تَخَرَّجَ تِسْعَةٌ وَأَرْبَعُونَ طَالِبًا.
Oefening 2
يَحْضُرُ وَزِيرُ ٱلْخَارِجِيَّةِ جَلْسَةً لِلْأُمَمِ ٱلْمُتَّحِدَةِ.
1.a De minister van Buitenlandse zaken woont een zitting van de Verenigde Naties bij. / De minister van Buitenlandse zaken is aanwezig bij een zitting van de Verenigde Naties.
حَضَرَ وَزِيرُ ٱلْخَارِجِيَّةِ جَلْسَةً لِلْأُمَمِ ٱلْمُتُّحِدَةِ.
1.b De minister van Buitenlandse Zaken heeft een zitting van de Verenigde Naties bijgewoond. / De minister van Buitenlandse Zaken is aanwezig geweest bij een zitting van de Verenigde Naties.
كَانَ وَزِيرُ ٱلْخَارِجِيَّةِ حَاضِرًا فِي جَلْسَةٍ لِلْأُمَمِ ٱلْمُتُّحِدَةِ.
1.c De minister van Buitenlandse Zaken woonde een zitting van de Verenigde Naties bij / De minister van Buitenlandse Zaken was aanwezig in een zitting van de Verenigde Naties.
تَسْتَمِرُّ دِرَاسَتُهُمْ فِي ٱلْعُطْلَةِ.
2.a Hun studie gaat door (/voort) in de vakantie.
اِسْتَمَرَّتْ دِرَاسَتُهُمْ فِي ٱلْعُطْلَةِ.
2.b Hun studie is voortgegaan (/doorgegaan) in de zomer.
كَانَتْ دِرَاسَتُهُمْ مُسْتَمِرَّةً فِي ٱلْعُطْلَةِ.
2.c Hun studie ging voort (/door) in de zomer.
أُقِيمُ ٱلْآنَ فَي فُنْدُقٍ قَرِيبٍ مِنَ ٱلْجَامِعَةِ.
3.a Ik verblijf nu in een hotel dicht bij de universiteit.
أَقَمْتُ أَمْسِ فَي فُنْدُقٍ قَرِيبٍ مِنَ ٱلْجَامِعَةِ.
3.b Ik heb gisteren in een hotel dicht bij de universiteit verbleven.
كُنْتُ مُقِيمًا أَمْسِ فَي فُنْدُقٍ قَرِيبٍ مِنَ ٱلْجَامِعَةِ.
3.c Ik verbleef gisteren in een hotel dicht bij de universiteit.
هَلْ تَهْتَمُّ بِٱلثَّقَافَةِ ٱلْعَرَبِيَّةِ؟
4.a Interesseer jij je / Interesseert zij zich voor de Arabische cultuur?
هَلِ ٱهْتَمَمْتَ \ ٱهْتَمَّتْ بِٱلثَّقَافَةِ ٱلْعَرَبِيَّةِ؟
4.b Heb jij je / Heeft zij zich geïnteresseerd in de Arabische cultuur?
هَلْ كُنْتَ مُهْتَمًّا \ كَانَتْ مُهْتَمَّةً بِٱلثَّقَافَةِ ٱلْعَرَبِيَّةِ؟
4.c Interesseerde jij je / zij zich voor de Arabische cultuur?
يُصَلُّونَ فَي ٱلْمَسْجِدِ.
5.a Zij bidden (de salaat) in de moskee.
صَلَّوْا فَي ٱلْمَسْجِدِ.
5.b Zij hebben (de salaat) in de moskee gebeden.
كَانُوا مُصَلِّينَ فَي ٱلْمَسْجِدِ.
5.c Zij waren in de moskee (de salaat) aan het bidden.
Oefening 3
إِنْ لَمْ يَتَغَيَّرِ ٱلْوَضْعُ فَنُغَيِّرُ ٱلنِّظَامَ.
مِنْ فَضْلِكَ \ مِنْ فَضْلِكَ ، أَعْطِنِي \ أَعْطِينِي تِلْكَ ٱلْخَوَاتِمَ ٱلثَّلَاثَةَ.
لَمْ يَحْضُرِ ٱلْأَمِينُ ٱلْعَامُّ لِلْأُمَمِ ٱلْمُتَّحِدَةِ ٱلْجَلْسَةَ.
لَوْ لَمْ تَكُونُوا قَدْ رَجَعْتُمْ بَعْدَ أَرْبَعَةَ عَشَرَ يَوْمًا لَأَخْبَرْنَا ٱلشُّرْطَةَ.
Oefening 4
ثمّ ألحّتْ عليْهِما فَما قدَرا أنْ يُخالفاها، فجامَعَها الكبيرُ ثمّ الصّغيرُ. ولـمّا فرَغا وقاما عنها قالت لَهُما «أعْطِياني خاتـمَيْكُما.»
Vervolgens smeekte zij hen en zij konden haar niet tegenspreken en zo vree de oude met haar en vervolgens de jonge. Toen ze met haar klaar waren en van haar opgestaan waren zei ze tegen hen “Geef mij jullie (beider) ringen.”
ثم أخرجتْ مِن بينِ أثْوابها كِيسًا صغيرا وفتحتْهُ ونَكَتَتْ ما فيه فخرجتْ مِنه ثـمانيةٌ وتسعون خاتـمًا مختلفاتُ الأَلْوانِ والصِّياغاتِ،
Daarna haalde zij van tussen haar kleren een klein zakje tevoorschijn. Zij opende het en schraapte wat erin zat bij elkaar. Er kwamen achtennegentig ringen van verschillende kleur en vorm uit.
وقالت لَهما «أَتَدْرِيانِ ما هذه الخَواتِم؟» قالا «لا» قالت «أصحابُ هذه الخواتم كلُّهُم جامَعُوني وكلُّ مَنْ جامعني أخذْتُ منه خاتـمًا،
Zij zei tegen hen “Weten jullie wat deze ringen zijn?” Ze zeiden “Nee”. Ze zei “Alle eigenaren van deze ringen hebben met mij gevreeën, en van ieder die met mij vree heb ik een ring genomen;
وها قد جامعتُماني أيضًا فأَعْطِياني خَواتِمَكما حتّى أُضِيفَهُما إلى هذه الخواتم وتَكْتَمِلُ مِائةُ خاتـمٍ،
en zie, jullie (beiden) hebben ook met mij gevreeën, dus geef mij jullie ringen opdat ik ze toevoeg aan deze ringen een honderdtal van ringen compleet is,
ويكون قدِ ٱكْتَشَفَنِي مِائةُ رَجُلٍ على قَرْن هذا العفريت الأدْنَس الأقْرَن الّذي حَبَسَني في هذا الصّندوق وقفل عَلَيَّ بأربعة أقفالٍ وأَسْكَنَني وَسَطَ هذا البحرِ العَجّاجِ المتلاطمِ بالأمْواج،
en mij honderd mannen op de hoorn van deze zeer vieze bedrogen ifriet onthuld hebben die mij gevangen heeft gezet in deze kist, mij opgesloten heeft achter vier sloten en mij heeft doen wonen in het midden van deze bulderende, met golven slaande zee,
وصانني وأرادني أنْ أَبْقَى حرّةً أو مَصُونة ولم يَعْلَمْ أنّ المَقاديرَ لا تُرَدُّ، ولا يَمْنَعُها شَيْءٌ وإذا أرادتِ ٱلـمرأة شَيْـئًا لا يَقْدِرُ أحدٌ أنْ يَرُدَّها».
en mij beschermde en wilde dat ik nobel en kuis bleef, maar hij wist niet dat het lot niet kan worden tegengehouden en dat niets het (lot) stopt. Als een vrouw (lett. de vrouw) iets wil, kan niemand haar tegenhouden.
فلـما سمِع الـملكان شاهريار وشاهزمان كَلام الصّبيّة تعجّبا عَجَبا عظيما ومالا مِنَ الطَّرب وقالا «اللّه اللّه، لا حَوْلَ ولا قُوّةَ إلّا بٱللّٰه العَلِيِّ العظيم، إِنَّ كَيْدَكُنَّ عظيمٌ»
Toen de (twee) koningen Shahriyaar en Shahzamaan de woorden van het meisje hoorden waren zij enorm verbaasd (lett. verbaasden zij zich een enorme verbazing) en bogen zij van plezier. Ze zeiden “God, God, er is geen macht en geen kracht behalve bij God, de hoge de enorme. Jullie sluwheid is werkelijk enorm.
ثم قلع كلُّ واحدٍ مِنْهُما خاتِمَهُ وناوله لها، فأخذتْهما ووضعتِ ٱلجميع في الكِيس
Vervolgens deed elk van hen zijn ring af en gaf (/overhandige) hem aan haar. Zij nam beide en deed alles in het zakje.
وراحتْ وجلستْ عند رأْس العفريت وشالتْ رأْسَهُ وجعلتْه في حِجْرِها كَما كان
Zij ging weg en ging bij het hoofd van de ifriet zitten, tilde zijn hoofd op en legde het in haar schoot, zoals het (eerder) was.
وأشارت إليْهٍما «رُوحَا إلى حالِ سَبيلِكُما وإلّا نبّهْتُهُ لَكما»
Zij beduidde hen “Ga jullie eigen weg; zo niet, dan wek ik hem voor jullie”
فرجَعا وَٱسْتَقْبَلا الطّريقَ وأقبلَ شاهريار على أخيهِ وقال لَهُ
Zij gingen terug en wenden zich naar de weg. Shahriyaar (be)naderde zijn broer en zei tegen hem
«يا أخي شاهزمانَ، اُنْظُرْ إلى هذه الـمصيبة، هذا وَٱللّٰهِ أعظمُ مِن مصيبتنا،
“Oh mijn broer Shahzamaan, kijk naar deze ramp; deze is - bij God - veel groter dan onze ramp:
هذا جِنِّيٌّ وخطَف صبيّة ليلةَ عُرْسِها وجعلها في صندوقه الزّجاج وقفل عليْها بأربعة أقفالٍ
dit is een djinn, hij ontvoerde een meisje in de nacht van haar bruiloft, deed haar in de glazen kist en sloot haar op achter vier sloten.
وأسكنها في وسطِ البحر، وزعِم أنّه يصونُها مِنَ القَضاء والقَدَر،
Hij liet haar wonen in het midden van de zee en ging ervan uit dat hij haar beschermde tegen het lot en de (voor)beschikking.
وهذه قد رأيْتَ أَنّها جامعت ثمانيةً وتسعين رَجُلًا وأنا وأنت تمامُ المائةِ،
Maar deze (vrouw), je hebt gezien dat zij met 98 mannen heeft gevreeën en dat wij de honderd volmaken.
فَلْنَرْجَعْ يا أخي إِلى مُلْكِنا ومُدُنِنا ونحن ما بَقِينَا نتزوّجُ بِٱمْرَأَةٍ قَطُّ، وَأَمَّا أنا فسوف أُرِيكَ ما أصنعُ».
Dus laten we terugkeren naar ons rijk (lett. onze heerschappij) en onze steden, en we blijven nooit (meer) met een vrouw getrouwd. Wat mij aangaat, ik zal je laten zien wat ik doe.