Les 17

  Oplossingen
Plaats de cursor op een veld om de oplossing zichtbaar te maken

Oefening 1
Wanneer er sprake is van een zwakke radicaal is deze in sommige gevallen zichtbaar en in andere niet. Als hij niet zichtbaar is kan hij gevonden worden in woorden van dezelfde wortel die tot stam I behoren. Bijvoorbeeld muqāmun, het passieve deelwoord van stam IV heeft een zwakke middenradicaal die in dit deelwoord niet zichtbaar is. Het werkwoord qāma/yaqūmu van stam I heeft dezelfde radicalen als muqāmun: qāf, wāw, mīm. Als het niet mogelijk is de zwakke radicaal op deze manier te achterhalen moet hij in een woordenboek worden opgezocht. In sommige gevallen blijkt ook het woordenboek verschillende radicalen te geven.
مَشْهُورٌ - ش ه ر - مَفْعُولٌ
I passief
مُعَلِّمَةُ - ع ل م - مُفَعِّلَةٌ
II actief
وَحِدٌ - و ح د - فَاعِلٌ
I actief
مُكَيَّفَةٌ - ك ي ف - مُفَعَّلَةٌ
II passief
مُحَادَثَةٌ - ح د ث - مُفَاعَلَةٌ
III passief
طَالِبَةٌ - ط ل ب - فَاعِلَةٌ
I actief
مُمِلٌّ - م ل ل - مُفْعِلٌ
IV actief
مُؤَذِّنٌ - ء ذ ن - مُفَعِّلٌ
II actief
مُقِيمٌ - ق و م - مُفْعِلٌ
IV actief
فَاضِيَةٌ - ف ض و\ي - فَاعِلَةٌ
I actief
مُدَرِّسٌ - د ر س - مُفَعِّلٌ
II actief
قَائِمَةٌ - ق و م - فَاعِلَةٌ
I actief
مُفِيدٌ - ف ي د - مُفْعِلٌ
IV actief
شَابٌّ - ش ب ب - فَاعِلٌ
I actief
مُوَظَّفٌ - و ظ ف - مُفَعَّلٌ
II passief
مَذْكُورٌ - ذ ك ر - مَفْعُولٌ
I passief
طَائِرَةٌ - ط ي ر - فَاعِلَةٌ
I actief
مُعَارِضٌ - ع ر ض - مُفَاعِلٌ
III actief
مَعَلِّمٌ - ع ل م - مُفَعِّلٌ
II actief
مَاضِيَةٌ - م ض ي - فَاعِلَةٌ
I actief
نَائِبٌ - ن و ب - فَاعِلٌ
I actief
سَائِحٌ - س ي ح - فَاعِلٌ
I actief
مَشْرُوعٌ - ش ر ع - مَفْعُولٌ
I passief
مُرِيحٌ - ر و\ي ح - مُفْعِلٌ
IV actief
Oefening 2
1.a De minister heeft gezwegen over zijn bezoek aan de koning.
سَكَتَ ٱلْوَزِيرُ عَنْ زِيَارَتِهِ لِلْمَلِكِ.
1.b de minister die over zijn bezoek aan de koning gezwegen heeft
اَلْوَزِيرُ ٱلَّذِي سَكَتَ عَنْ زِيَارَتِهِ لِلْمَلِكِ.
2.a Ik heb het treinstation op de kaart van de stad gevonden.
وَجَدتُّ مَحَطَّةَ ٱلقِطَارِ فِي خَرِيطَةِ ٱلْمَدِينَةِ.
2.b de kaart van de stad waarop ik het treinstation gevonden heb
خَرِيطَةِ ٱلْمَدِينَةِ ٱلَّتِي وَجَدْتُ مَحَطَّةَ ٱلقِطَارِ فِيهَا.
3.a Het nut van deze besprekingen is gering.
إِفَادَةُ هٰذِهِ ٱلْمُحَادَثَاتِ قَلِيلَةٌ.
3.b deze besprekingen waarvan het nut gering is
هٰذِهِ ٱلْمُحَادَثَاتُ ٱلَّتِي إِفَادَتُهَا قَلِيلَةٌ.
4.a Sommige mensen wonen in een tent.
يَسْكُنُ بَعْضُ ٱلنَّاسِ فِي خَيمَةٍ.
4.b een tent waarin sommige mensen wonen
خَيمَةٌ يَسْكُنُ بَعْضُ ٱلنَّاسِ فِيهَا.
5.a Die studentes brengen een bezoek aan de piramiden.
تَقُومُ أُولٰئِكَ ٱلطَّالِبَاتُ بِزِيَارَةٍ لِلْأَهْرَامِ.
5.b die studentes die een bezoek aan de piramiden brengen
أُولٰئِكَ ٱلطَّالِبَاتُ ٱللَّاتِي \ ٱللَّوَاتِي تَقُمْنَ بِزِيَارَةٍ لِلْأَهْرَامِ.
6.a Hun huis is ver van de stad.
بَيْتُهُمْ بَعِيدٌ عَنِ ٱلْمَدِينَةِ.
6.b zij van wie het huis (/wier huis) ver van de stad is
هُمُ ٱلَّذِينَ بَيْتُهُمْ بَعِيدٌ عَنِ ٱلْمَدِينَةِ.
7.a Een jongen (/kind) speelde op straat (/was op straat aan het spelen).
كَانَ يَلْعَبُ وَلَدٌ فِي ٱلشَّارِعِ.
7.b een jongen die (/kind dat) op straat speelde (/op straat aan het spelen was)
وَلَدٌ كَانَ يَلْعَبُ فِي ٱلشَّارِعِ.
8.a Het weer in de zomer is mooi in de bergen.
طَقْسُ ٱلصَّيْفِ جَمِيلٌ فِي ٱلْجِبَالِ.
8.b de bergen waarin het weer in de zomer mooi is
اَلْجِبَالُ ٱلَّتِي طَقْسُ ٱلصَّيْفِ جَمِيلٌ فِيهَا.
Oefening 3
1. De minister-president heeft de ambassadeurs van de Arabische staten die in de hoofdstad waren ontvangen. (met een mā-min-constructie: degenen die in de hoofdstad waren van de ambassadeurs)
اِسْتَقْبَلَ رَئِيسُ ٱلْوُزَرَاءِ مَنْ كَانَ فِي ٱلْعَاصِمَةِ مِنْ سُفَرَاءِ ٱلدُّوَلِ ٱلْعَرَبِيَّةِ.
2. Wanneer zullen wij je nieuwe hengst zien die je in Egypte gekocht hebt?
مَتَى سَنَرَى حِصَانَكَ ٱلْجَدِيدَ ٱلَّذِي ٱشْتَرَيْتَهُ فِي مِصْرَ؟
3. Ik heb mij verbaasd (/verbaasde mij) over een verslag (/verhaal; roddel) dat ik hoorde toen ik bij mijn vrienden was.
عَجِبْتُ مِنْ حَدِيثٍ سَمِعْتُهُ لَمَّا كُنْتُ لَدَى أَصْدِقَائِي.
4. Is dit de kaart (/plattegrond) van de stad waarover de receptionist gesproken heeft(/sprak)?
هَلْ هٰذِهِ هِيَ خَرِيطَةُ ٱلْمَدِينَةِ ٱلَّتِي تَكَلَّمَ مُوَظَّفُ ٱلِٱسْتِقْبَالِ عَنْهَا؟
Oefening 4
اَلطُّلاَّبُ ٱلَّذِينَ يَسْكُنُونَ فِي هٰذَا ٱلْبَيْتِ أَمْرِيكَانٌ.
إِذَا جَاءَتِ ٱلرِّيحُ مِنَ ٱلشَّرْقِ فَٱلْجَوُّ جَافٌّ جِدًّا. \
إِذَا جَاءَتِ ٱلرِّيحُ مِنَ ٱلشَّرْقِ كَانَ ٱلْجَوُّ جَافًّا جِدًّا.
هَلْ لَدَيْكَ ٱلْخَرِيطَةُ ٱلَّتِي فِيهَا مَسَاجِدُ ٱلْمَدِينَةِ؟
اَلْخَيْلُ ٱلَّذِي \ اَلْخُيُولُ ٱلَّتِي تَرَاهَا هُنَاكَ لِلْمَلِكِ.
ذٰلِكَ هُوَ ٱلْوَزِيرُ ٱلَّذِي لاَ نُصَدِّقُ كَلاَمَهُ.
Oefening 5
فَلَمَّا سَمِعَ شَاهْزَمَانُ كَلَامَ ٱلْمَلِكِ شَاهْرِيَارَ أَطْرَقَ إِلَى ٱلْأَرْضِ.
Toen Shahzamaan de woorden van koning Shahriyaar hoorde boog hij zijn hoofd naar de grond.
ثُمَّ قَالَ «أَيُّهَا ٱلْمَلِكُ أَمَّا ٱلسَّبَبُ ٱلَّذِي أَصْلَحَ حَالِي
“Oh koning, Wat de oorzaak betreft van het verbeteren van mijn toestand (lett. die mijn toestand verberterd heeft),
فَلَا أَقْدِرُ أَنْ أُخْبِرَكَ بِهِ وَأَشْتَهِي أَنْ تُعْفِيَنِي مِنْ ذِكْرِهِ».
daarover kan ik je niet inlichten en ik verlang dat je mij ervan vrijsteld hem te vermelden (lett. dat je mij vrijsteld van de vermelding ervan)”.
فَعَجِبَ ٱلسُّلْطَانُ مِنْ كَلَامِ أَخِيهِ تَعَجُّبًا عَظِيمًا
De sultan was enorm verbaasd over de woorden van zijn broer
وَٱنْطَلَقَتْ فِي قَلْبِهِ ٱلنِّيرَانُ
en in zijn hart ontbranden vuren.
وَقَالَ «لَا بُدَّ أَنْ تُخْبِرَنِي بِهٰذَا،
Hij zei “Het is onontkoombaar dat je mij hierover bericht;
وَلٰكِنْ هَاتِ ٱلسَّاعَةَ وَحَدِّثْنِي ٱلسَّبَبَ ٱلْأَوَّلَ!»
maar geef onmiddelijk op, vertel mij de eerste oorzaak!”
فَحَكَى لَهُ مَا جَرَى عَلَيْهِ مِنْ زَوْجَتِهِ لَيْلَةَ سَفَرِهِ مِنَ ٱلْمُبْتَدَإِ إِلَى ٱلْمُنْتَهَى
Hij vertelde hem wat hem overkomen was met zijn vrouw in de nacht van zijn vertrek (lett. reis) van het begin tot het einde.
وَقَالَ «يَا مَلِكَ ٱلْزَّمَانِ، فَبَقِيتُ عِنْدَكَ وَكُلَّمَا أَتَفَكَّرُ فِيمَا جَرَى لِي وَٱلْمُصِيبَةِ ٱلَّتِي أَصَابَتْنِي يَلْحَقُنِي ٱلْهَمُّ وَٱلْوَسْوَاسُ وَٱلْفِكْرُ،
Hij zij: “Oh koning van het lot (/de tijd), ik bleef (dus) bij jou, en telkens als ik dacht aan wat mij overkomen was en aan de ramp die mij getroffen had, raakte mij zorg, melancholie en gepeins.
فَتَغَيَّرَتْ حِالَتِي وهٰذَا سَبَبُ ذٰلِكَ». ثُمَّ سَكَتَ.
Zo veranderde mijn toestand, en dit is de oorzaak ervan”. Vervolgens zweeg hij.
«وَٱلْآنَ، فَٱلْحَمْدُ لِلّٰهِ ٱلَّذِي سَلَّاكَ هَمَّكَ وَحُزْنَكَ، أَخْبِرْنِي مَا ٱلسَّبَبُ ٱلَّذِي سَلَّاكَ عَنْ هَمِّكَ وَرَدَّ عَلَيْكَ لَوْنَكَ».
En nu, en dank aan God die je jouw zorg en verdriet heeft doen vergeten, bericht mij wat jou je zorg heeft doen vergeten en je kleur heeft teruggebracht (lett. wat de oorzaak is die je jouw zorg heeft doen vergeten en je kleur op jou heeft teruggedaan).
فَقَالَ يَا مَلِكُ، أَشْتَهِي عَلَيْكَ بِٱللّٰهِ أَنْ تُعْفِيَنِي مِنْ ذٰلِكَ».
Hij zei “Oh koning, ik verlang van jou, bij God, dat je mij daarvan excuseert (/vrijstelt)”.
فَقَالَ «لَا بُدَّ مِنْ ذٰلِكَ».
Hij zei “Daar is geen ontkomen aan”.
قَالَ «أَخْشَى عَلَيْكَ مِنَ ٱلْهَمِّ وَٱلْوَسْوَاسِ أَعْظَمُ مِمَّا جَرَى عَلَيَّ».
Hij zei “Ik vrees voor jou dat jouw (lett. de) zorg en zwaarmoedigheid veel groter (zullen) zijn dan wat mij overkomen is”.
قَالَ ٱلْمَلِكُ «وَكَيْفَ ذٰلِكَ يَا أَخِي؟
De koning zei "Hoezo (lett. Hoe dat) (oh mijn) broer?
مَا بَقِيتُ أَرْجِعُ عَنْ سَمَاعِ ٱلْحَدِيثِ».
Ik blijf niet afzien van het luisteren naar het verslag. (lett. Ik blijf niet terwijl ik afzie van het luisteren naar het verslag; toestandszin)
فَحَكَى لَهُ مَا رَآهُ مِنْ شُبَّاكِ ٱلْقَصْرِ،
En zo vertelde hij hem wat hij gezien had vanuit het venster van het paleis (mā ra’ā-hu min shubbāki l-qaṣri betrekkelijke bijzin met ingesloten antecedent),
وَٱلْمُصِيبَةَ ٱلَّتِي فِي قَصْرِهِ - وَهُمْ عَشَرَةُ عَبِيدٍ فِي زَيِّ عَشْرِ جَوَارٍ يَنَامُونَ عِنْدَ سَرَارِيهِ وَحَرِيمِهِ بِٱللَّيْلِ وَٱلنَّهَارِ -
en van de ramp in zijn paleis - (het waren(/zijn)) tien slaven in de kleding van slavenmeisjes die dag en nacht slapen (/sliepen) bij zijn concubines en slavenmeisjes.
وَحَكَى لَهُ مِنَ ٱلْمُبْتَدَإِ إِلَى ٱلْمُنْتَهَى
Hij vertelde het hem van het begin tot het einde
- وَلَيْسَ فِي ٱلْإِعَادَةِ إِفَادَةٌ -
- het heeft geen nut het te herhalen.
«وَلَمَّا رَأَيْتُ مَا أَنْتَ فِيهِ مِنَ ٱلْمُصِيبَةِ سَلِيتُ أَنَا
Toen ik de ramp zag waarmee jij te maken had (/waarin jij zat)(lett. Toen ik zag dat waarin jij zat van ramp; een mā-min-constructie) dacht ik er zelf niet meer aan
وَقُلْتُ لِنَفْسِي «إِذَا كَانَ هٰذَا أَخِي مَلِكَ ٱلْأَرْضِ وَجَرَى عَلَيْهِ هٰذَا وَٱلْمُصِيبَةُ عِنْدَهُ فِي بَيْتِهِ فَٱنْفَرَجَ هَمِّي وَٱنْشَرَحْتُ»،
en zei ik tegen mezelf “Als dit mijn broer de koning van het land is en hem overkomt deze ramp bij hem thuis dan verdwijnt (infaraja ook: verdreven worden (van zorgen)) mijn zorg en ben ik opgelucht,
وَأَكَلْتُ وَشَرِبْتُ، وَهٰذَا سَبَبُ فَرَحِي وَرَدِّ لَوْنِي».
en ik at en dronk. Dit is de oorzaak van mijn vreugde en het terugkeren van mijn kleur”.
إِنْ كُنْتَ تُرِيدُ أَنْ تَرَى مُصِيبَتَكَ بِعَيْنِكَ حَتَّى تُصَدِّقَنِي قُمِ ٱعْزَمْ إِلَى ٱلصَّيْدِ،
Als jij jouw ramp met eigen ogen (lett. jouw oog) wil zien opdat je mij gelooft, sta dan op en besluit te gaan jagen (lett. besluit tot de jacht),
وَأَخْرُجُ أَنَا وَأَنْتَ وَٱلْعَسْكَرُ،
dan gaan jij en ik en het leger naar buiten.
فَإِذَا خَرَجْنَا ظَاهِرَ ٱلْمَدِينَةِ نَدَعُ خِيَامَنَا وَٱلْعَسْكَرَ عَلَى حَالِهِ
Als wij de stad zijn uitgegaan laten we onze tenten en het leger voor wat zij zijn,
وَنَدْخُلُ أنَا وَأنْتَ سِرًّا إلَى ٱلْمَدِينَةِ وَتَطْلُعُ مَعِي إِلَى قَصْرِكَ
gaan jij en ik in het geheim de stad in, en ga jij met mij op naar jouw paleis.
وَتُصْبِحْ تَنْظُرْ بِعَيْنِكَ.
Als je wakker wordt zul je met je eigen ogen kijken.