Oefening 1
اِدَّعَيْتُ ، اِدَّعَيْتَ ، اِدَّعَيْتِ ، اِدَّعَى ، اِدَّعَتْ
اِدَّعَيْتُمَا ، اِدَّعَيْتُمَا ، اِدَّعَيَا ، اِدَّعَتَا
اِدَّعَيْنَا ، اِدَّعَيْتُمْ ، اِدَّعَيْتُنَّ ، اِدَّعَوْا ، اِدَّعَيْنَ
أَدَّعِي ، تَدَّعِي ، تَدَّعِينَ ، يَدَّعِي ، تَدَّعِي
تَدَّعِيَانِ ، تَدَّعِيَانِ ، يَدَّعِيَانِ ، تَدَّعِيَانِ
نَدَّعِي ، تَدَّعُونَ ، تَدَّعِينَ ، يَدَّعُونَ ، يَدَّعِينَ
اِصْطَدتُّ [<اِصْطَدْتُ] ، اِصْطَدتَّ ، اِصْطَدتِّ ، اِصْطَادَ ، اِصْطَادَتْ
اِصْطَدتُّمَا ، اِصْطَدتُّمَا ، اِصْطَادَا ، اِصْطَادَتَا
اِصْطَدْنَا ، اِصْطَدتُّمْ ، اِصْطَدتُّنَّ ، اِصْطَادُوا ، اِصْطَدْنَ
أَصْطَادُ ، تَصْطَادُ ، تَصْطَادِينَ ، يَصْطَادُ ، تَصْطَادُ
تَصْطَادَانِ ، تَصْطَادَانِ ، يَصْطَادَانِ ، تَصْطَادَانِ
نَصْطَادُ ، تَصْطَادُونَ ، تَصْطَدْنَ ، يَصْطَادُونَ ، يَصْطَدْنَ
اِصْطَدْ ، اِصْطَادِي
اِصْطَادَا ، اِصْطَادَا
اِصْطَادُوا ، اِصْطَدْنَ
Oefening 2
1.a De gasten zullen in het museum samendrommen.
سَيَزْدَحِمُ ﭐلضُّيُوفُ فِي ﭐلْمَتْحَفِ.
1.b De gasten zullen niet in het museum samendrommen.
لَنْ يَزْدَحِمَ ﭐلضُّيُوفُ فِي ﭐلْمَتْحَفِ.
2.a Allen waren in het hotel aangekomen.
كَانَ قَدْ وَصَلَ ﭐلْجَمِيعُ فِي ﭐلْفُنْدُقِ.
2.b Niet allen waren in het hotel aangekomen.
لَمْ يَكُنْ قَدْ وَصَلَ ﭐلْجَمِيعُ فِي ﭐلْفُنْدُقِ.
3.a Zullen de Arabische landen zich verenigen?
هَلْ سَتَتَّحِدُ ﭐلْبُلْدَانُ ﭐلْعَرَبِيَّةُ؟
3.b Zullen de Arabische landen zich niet verenigen?
أَلَنْ تَتَّحِدَ ﭐلْبُلْدَانُ ﭐلْعَرَبِيَّةُ؟
4.a Was je (beide) handen!
اِغْسِلْ يَدَيْكَ!
4.b Was je (beide) handen niet!
لاَ تَغْسِلْ يَدَيْكَ!
5.a Zij (f.) hadden de zaak overdacht.
كُنَّ قَدِ ﭐفْتَكَرْنَ ﭐلْأَمْرَ.
5.b Zij hadden de zaak niet overdacht.
لَمْ يَكُنَّ قَدِ ﭐفْتَكَرْنَ ﭐلْأَمْرَ.
6.a Heeft het volk van Irak onrecht geleden?
هَلِ ﭐظَّلَمَ شَعْبُ ﭐلْعِرَاقِ؟
6.b Heeft het volk van Irak geen onrecht geleden?
أَلَمْ يَظَّلِمْ شَعْبُ ﭐلْعِرَاقِ؟
7.a De koning jaagde (gewoonlijk) iedere (/elke) dag.
كَانَ ﭐلْمَلِكُ يَصْطَادُ كُلَّ يَوْمٍ.
7.b De koning jaagde (gewoonlijk) niet iedere (/elke) dag.
لَمْ يَكُنِ ﭐلْمَلِكُ يَصْطَادُ كُلَّ يَوْمٍ.
8.a Kijkt dat venster uit op de harem?
هَلْ يُطِلُّ ذٰلِكَ ﭐلشُّبَّاكُ عَلَى ﭐلْحَرِيمِ؟
8.b Kijkt dat venster niet uit op de harem?
أَلَا يُطِلُّ ذٰلِكَ ﭐلشُّبَّاكُ عَلَى ﭐلْحَرِيمِ؟
9.a Verlaat de kamer!
اُتْرُكُوا ﭐلْغُرْفَةَ!
9.b Verlaat de kamer niet!
لَا تَتْرُكُوا ﭐلْغُرْفَةَ!
10.a Eet jouw maaltijd (oh mijn) broeder!
كُلْ طَعَامَكَ يَا أَخِي!
10.b Eet jouw maaltijd niet (oh mijn) broeder!
لَا تَأْكُلْ طَعَامَكَ يَا أَخِي!
11.a Herinner jij je (f.) de eerste les?
هَلْ تَدَّكِرِينَ ﭐلدَّرْسَ ﭐلْأَوَّلَ؟
11.b Herinner jij je de eerste les niet?
أَلَا تَدَّكِرِينَ ﭐلدَّرْسَ ﭐلْأَوَّلَ؟
12.a De omstandigheden dwongen ons (/hebben ons gedwongen) tot een lang verblijf.
اِضْطَرَّتْنَا ﭐلظُّرُوفُ إِلَى إِقَامَةٍ طَوِيلَةٍ.
12.b De omstandigheden dwongen ons niet (/hebben ons niet gedwongen) tot een lang verblijf.
لَمْ تَضْطَرِرْنَا \ تَضْطَرَّنَا ﭐلظُّرُوفُ إِلَى إِقَامَةٍ طَوِيلَةٍ.
Oefening 3
1.a De leiders van de beweging beweren dat de leden ervan geen nieuwe acties zullen ondernemen.
يَدَّعِي قَادَةُ ﭐلْحَرَكَةِ أَنَّ أَعْضَاءَهَا لَنْ يَقُومُوا بِحَمَلَاتٍ جَدِيدَةٍ.
1.b De leiders van de beweging beweren werkelijk dat de leden ervan geen nieuwe acties zullen ondernemen.
إِنَّ قَادَةَ ﭐلْحَرَكَةِ يَدَّعُونَ أَنَّ أَعْضَاءَهَا لَنْ يَقُومُوا بِحَمَلَاتٍ جَدِيدَةٍ.
2.a De andere gast is niet in zijn kamer.
لَيْسَ ﭐلضَّيْفُ ﭐلْآخَرُ فِي حُجْرَتِهِ.
2.b De andere gast is echt niet in zijn kamer.
إِنَّ ﭐلضَّيْفَ ﭐلْآخَرَ لَيْسَ فِي حُجْرَتِهِ.
3.a Ik herinner mij de woorden van het staatshoofd.
أَدَّكِرُ كَلَامَ رَئِيسِ ﭐلدَّوْلَةِ.
3.b Ik herinner mij werkelijk de woorden van het staatshoofd.
إِنِّي \ إِنَّنِي أَدَّكِرُ كَلَامَ رَئِيسِ ﭐلدَّوْلَةِ.
4.a Wij zijn van God.
نَحْنُ لِلّٰهِ.
4.b Waarlijk wij behoren toe aan God (en waarlijk naar Hem keren
wij terug; soera 2, vers 156; in gebruik als grafspreuk)
إِنَّا \ إِنَّنَا لِلّٰهِ (وَإِنَّا إِلَيْهِ رَاجِعُونَ)
Oefening 4
1. Het leed van het volk zal voortduren als de regering haar economische politiek niet wijzigt.
سَتَسْتَمِرُّ آلَامُ ٱلشَّعْبِ إِذَا لَمْ تُغَيِّرِ ٱلْحُكُومَةُ سِيَاسَتَهَا ٱلِٱقْتِصَادِيَّةَ.
2. Wat de oppositiepartij betreft, (welnu) de regering heeft haar niet toegestaan een zitting in
de hoofdstad te houden.
أَمَا ٱلْحِزْبُ ٱلْمُعَارِضُ فَلَمْ تَسْمَحِ ٱلْحُكُومَةُ لَهُ أَنْ يَعْقِدَ جَلْسَةً فِي ٱلْعَاصِمَةِ.
3. De minister (f.) van onderwijs heeft gezegd dat haar ministerie de situatie in alle
universiteiten van het land zal onderzoeken.
قَالَتْ وَزِيرَةُ ٱلتَّعْلِيمِ إِنَّ وِزَارَتَهَا سَتَبْحَثُ ٱلْوَضْعَ فِي كُلِّ جَامِعَاتِ ٱلْبَلَدِ.
4. Niet alle afgevaardigden waren (aanwezig) in de zitting, sommige brachten zelfs
een bezoek aan het zuiden van het land.
لَمْ يَكُنْ كُلُّ ٱلنُّوَّابِ فِي ٱلْجَلْسَةِ بَلْ كَانَ بَعْضُهُمْ فِي زِيَارَةٍ لِجَنُوبِ ٱلْبَلَدِ.
Oefening 5
لَمْ نَكُنْ قَدْ سَمِعْنَا كَلاَمَ رَئِيسِ ﭐلْوُزَرَاءِ فِي ﭐْلأَخْبَارِ بَلْ قَرَأْنَاهُ فِي ﭐلْجَرِيدَةِ ﭐلْيَوْمَ.
إِنَّ هٰذَا ﭐلْبُسْتَانَ جَمِيلٌ \ لَجَمِيلٌ جِدًّا.
مَا جَرَى لِي لَمْ يَجْرِ لِوَاحِدٍ \ لِأَحَدٍ.
إِنَّ ﭐلْعَرَبَ نَاسٌ \ لَنَاسٌ كَثِيرُ ﭐلضِّيَافَةِ.
هَلْ تَدَّكِرُ \ تَدَّكِرِينَ كَلَامَ ﭐلْمُعَلِّمَةِ؟
لُبْنَانُ بَلَدٌ شَاهِقُ ﭐلْجِبَالِ.
Oefening 6
Koning Shahriyaar had een tuin.
Hij had erin twee elegante, mooie, omhoogreikende paleizen gebouwd.
Het ene paleis had hij apart gezet voor de ontvangst van gasten,
in het andere was zijn huis en zijn harem.
Hij bracht zijn broer in het paleis voor de gasten onder
nadat de huisbedienden omhoog gegaan waren en het schoongemaakt,
geboend en gemeubileerd hadden
en de vensters ervan uitkijkend op de tuin geopend hadden.
Shahzamaan bleef de hele dag (lang) (lett. de lengte van zijn dag) bij zijn broer.
In de nacht ging hij op naar het vermelde paleis en sliep hij erin.
Zij het dat, toen hij zich in zijn eentje (lett. in zichzelf) terugtrok
en overdacht wat hem was overkomen met zijn vrouw aan beproevingen
Hij verborg zijn kwestie uit verdriet en zei:
Hij zei tegen hem: “Oh (mijn) broer, ik ben teneergeslagen en verward,
dus laat mij en ga (jij) op reis met Gods zegen en zijn hulp!
Toen Shahriyaar de woorden van zijn broer gehoord had, was hij ervan overtuigd
dat hij benauwd was doordat hij van zijn rijk gescheiden was (lett. vanwege het gescheiden zijn van zijn
heerschappij)
en wilde hij hem niet dwingen.
Hij verliet hem en hij, het volk van zijn koninkrijk en zijn leger gingen op reis
Zij gingen de steppe in en hielden een jachtpartij (lett. een partij van jacht
en (dieren) vangen/vissen).