Les 12

  Oplossingen
Plaats de cursor op een veld om de oplossing zichtbaar te maken

Oefening 1
1.a Jij (f.) roept je vriendin.
تَدْعِينَ صَدِيقَتَكِ.
1.b Jullie (f.) roepen jullie vriendin.
تَدْعُونَ صَدِيقَتَكُنَّ.
1.c Jij (f.) hebt je vriendin geroepen.
دَعَوْتِ صَدِيقَتَكِ.
2.a Zij (f.) hebben nieuwe leden gekozen.
اِخْتَرْنَ أَعْضَاءً جُدُدًا.
2.b Zij heeft nieuwe leden gekozen.
اِخْتَارَتْ أَعْضَاءً جُدُدًا.
2.c Zij (f.) kiezen nieuwe leden.
يَخْتَرْنَ أَعْضَاءً جُدُدًا.
3.a Waar heb jij (f.) de apparaten neergelegd?
أَيْنَ وَضَعْتِ ٱلْآلَاتِ؟
3.b Waar hebben jullie (f.) de apparaten neergelegd?
أَيْنَ وَضَعْتُنَّ ٱلْآلَاتِ؟
3.c Waar leg jij (f.) de apparaten neer?
أَيْنَ تَضَعِينَ ٱلْآلَاتِ؟
4.a Wij lopen naar het centrum.
نَمْشِي إِلَى ٱلْمَرْكَزِ.
4.b Ik loop naar het centrum.
أَمْشِي إِلَى ٱلْمَرْكَزِ.
4.c Wij zijn naar het centrum gelopen.
مَشَيْنَا إِلَى ٱلْمَرْكَزِ.
5.a Jullie (m.) hebben de hele morgen geslapen.
نِمْتُمْ كُلَّ ٱلصَّبَاحِ.
5.b Jij (m.) hebt de hele morgen geslapen.
نِمْتَ كُلَّ ٱلصَّبَاحِ.
5.c Jullie (m.) slapen de hele morgen.
تَنَامُونَ كُلَّ ٱلصَّبَاحِ.
6.a Zij (m.) hebben vijf Dirham gegeven.
أَعْطَوْا خَمْسَةَ دَرَاهِمَ.
6.b Hij (m.) heeft vijf Dirham gegeven.
أَعْطَى خَمْسَةَ دَرَاهِمَ.
6.c Zij (m.) geven vijf Dirham.
يَعْطُونَ خَمْسَةَ دَرَاهِمَ.
7.a Wij zijn het museum gepasseerd.
مَرَرْنَا بِٱلْمَتْحَفِ.
7.b Ik ben het museum gepasseerd.
مَرَرْتُ بِٱلْمَتْحَفِ.
7.c Wij passeren het museum.
نَمُرُّ بِٱلْمَتْحَفِ.
8.a Jullie (m.) komen na de middag (/in de namiddag).
تَأْتُونَ بَعْدَ ٱلظُّهْرِ.
8.b Jij (m.) komt na de middag (/in de namiddag).
تَأْتِي بَعْدَ ٱلظُّهْرِ.
8.c Jullie (m.) zijn na de middag (/in de namiddag) gekomen.
أَتَيْتُمْ بَعْدَ ٱلظُّهْرِ.
9.a Zij (f.) wensen hun vriendinnen een goede reis.
يَوْدَدْنَ صَدِيقَاتِهِنَّ رِحْلَةً سَعِيدَةً.
9.b Zij wenst haar vriendinnen een goede reis.
تَوَدُّ صَدِيقَاتِهَا رِحْلَةً سَعِيدَةً.
9.c Zij (f.) hebben hun vriendinnen een goede reis gewenst.
وَدِدْنَ صَدِيقَاتِهِنَّ رِحْلَةً سَعِيدَةً.
10.a Hij bidt iedere (/elke) dag (de salat).
يُصَلِّي كُلَّ يَوْمٍ.
10.b Zij (m.) bidden iedere (/elke) dag (de salat).
يُصَلُّونَ كُلَّ يَوْمٍ.
10.c Hij heeft iedere (/elke) dag (de salat} gebeden.
صَلَّى كُلَّ يَوْمٍ.
Oefening 2
1.a Kunnen wij dat? / Zijn wij daartoe in staat?
هَلْ نَسْتَطِيعُ ذٰلِكَ؟
1.b Kunnen wij dat niet? / Zijn wij niet daartoe in staat?
أَلاَ نَسْتَطِيعُ ذٰلِكَ؟
2.a Hij placht (/was gewend) aan de fabriek voorbij te gaan. / Hij ging (gewoonlijk) aan de fabriek voorbij.
كَانَ يَمُرُّ بِٱلْمَصْنَعِ.
2.b Hij placht niet (/was niet gewend) aan de fabriek voorbij te gaan. / Hij ging (gewoonlijk) niet aan de fabriek voorbij.
لَمْ يَكُنْ يَمُرُّ بِٱلْمَصْنَعِ \ كَانَ لاَ يَمُرُّ بِٱلْمَصْنَعِ.
3.a Het leger zal nieuwe wapens kopen.
سَيَشْتَرِي ﭐلْجَيْشُ أَسلِحَةً جَدِيدَةً.
3.b Het leger zal geen nieuwe wapens kopen.
لَنْ يَشْتَرِيَ ﭐلْجَيْشُ أَسلِحَةً جَدِيدَةً.
4.a Verkoop (f.) je appels!
بِيعِي تُفَّاحَكِ!
4.b Verkoop (f.) je appels niet!
لَا تَبِيعِي تُفَّاحَكِ!
5.a Ik zal morgen aangekomen zijn.
سَوْفَ أَكُونُ قَدْ وَصَلْتُ غَدًا.
5.b Ik zal morgen niet aangekomen zijn.
لَنْ أَكُونَ قَدْ وَصَلْتُ غَدًا.
6.a Roept (m.) de lerares!
نَادُوا ﭐلْمُعَلِّمَةَ!
6.b Roept (m.) de lerares niet!
لَا تُنَادُوا ﭐلْمُعَلِّمَةَ!
Oefening 3
1.a Die jongeman heeft schoenen op de markt verkocht.
بَاعَ ذٰلِكَ ﭐلشَّابُّ أَحْذِيَةً فِي ﭐلسُّوقِ.
1.b Die jongeman verkocht (/was gewend) (gewoonlijk) schoenen op de markt (te verkopen).
كَانَ ذٰلِكَ ﭐلشَّابُّ يَبِيعُ \ كَانَ يَبِيعُ ذٰلِكَ ﭐلشَّابُّ أَحْذِيَةً فِي ﭐلسُّوقِ.
2.a Heb ik/jij / Heeft zij de krant gelezen?
هَلْ قَرَأْتُ \ قَرَأْتَ \ قَرَأْتِ \ قَرَأَتِ ﭐلْجَرِيدَةَ؟
2.b Las ik/jij/zij (gewoonlijk) de krant? / Was ik/jij/zij gewend de krant te lezen?
هَلْ كُنْتُ أَقْرَأُ \ كُنْتَ تَقْرَأُ \ كُنْتِ تَقْرَئِينَ \ كَانَتْ تَقْرَأُ ﭐلْجَرِيدَةَ؟
3.a Het leger heeft zijn zware wapens van deze fabriek gekocht.
اِشْتَرَى ﭐلْجَيْشُ أَسْلِحَتَهُ ﭐلثَّقِيلَةَ مِنْ هٰذَا ﭐلْمَصْنَعِ.
3.b Het leger kocht (gewoonlijk) zijn zware wapens van deze fabriek.
كَانَ ﭐلْجَيْشُ يَشْتَرِي \ كَانَ يَشْتَرِي ﭐلْجَيْشُ أَسْلِحَتَهُ ﭐلثَّقِيلَةَ مِنْ هٰذَا ﭐلْمَصْنَعِ.
4.a Wij zijn ’s middags van het (trein)station naar het handelscentrum gelopen.
مَشَيْنَا مِنْ مَحَطَّةِ ﭐلْقِطَارِ إلَى ﭐلْمَركَزِ ﭐلتِّجَارِيِّ بَعْدَ ﭐلظُّهْرِ.
4.b Wij liepen (gewoonlijk) ’s middags van het (trein)station naar het handelscentrum.
كُنَّا نَمْشِي مِنْ مَحَطَّةِ ﭐلْقِطَارِ إلَى ﭐلْمَركَزِ ﭐلتِّجَارِيِّ بَعْدَ ﭐلظُّهْرِ.
5.a De arbeiders van de fabriek hebben niet met moderne toestellen gewerkt
لَمْ يَشْتَغِلْ عُمَّالُ ﭐلْمَصْنَعِ بِآلَاتٍ حَدِيثَةٍ.
5.b De arbeiders van de fabriek werkten niet (/waren niet gewend) met moderne toestellen (te werken).
لَمْ يَكُنْ يَشْتَغِلُ عُمَّالُ ﭐلْمَصْنَعِ \ لَمْ يَكُنْ عُمَّالُ ﭐلْمَصْنَعِ يَشْتَغِلُونَ بِآلَاتٍ حَدِيثَةٍ.
6.a Die docente heeft gedoceerd (/gestudeerd) in iedere klas (van de klassen) van de school
دَرَّسَتْ (دَرَسَتْ) تِلْكَ ﭐلْمُدَرِّسَةُ فِي كَلِّ قِسْمٍ مِنْ أَقْسَامِ ﭐلْمَدْرَسَةِ.
6.b Die docente doceerde (/studeerde) in iedere klas (van de klassen) van de school.
كَانَتْ تُدَرِّسُ (تَدْرُسُ) تِلْكَ ﭐلْمُدَرِّسَةُ \ كَانَتْ تِلْكَ ﭐلْمُدَرِّسَةُ تُدَرِّسُ (تَدْرُسُ) فِي كَلِّ قِسْمٍ مِنْ أَقْسَامِ ﭐلْمَدْرَسَةِ.
Oefening 4
1.a Het leed van de oorlog is hevig geweest.
كَانَتْ ﺁلَامُ ﭐلْحَرْبِ شَدِيدَةً.
كَانَتْ ﺁلَامُ كُلِّ ﭐلْحُرُوبِ شَدِيدَةً.
1.b Het leed van alle oorlogen is hevig geweest.
2.a De minister-president had een lid van de regering ontvangen.
كَانَ رَئِيسُ ﭐلْوُزَرَاءِ قَدِ ﭐسْتَقْبَلَ عُضْوًا مِنَ ﭐلْحُكُومَةِ.
كَانَ رَئِيسُ ﭐلْوُزَرَاءِ قَدِ ﭐسْتَقْبَلَ كُلَّ عُضْوٍ مِنَ ﭐلْحُكُومَةِ.
2.b De minister-president had ieder lid van de regering ontvangen.
3.a Die aardige jongedame is studente aan de universiteit.
تِلْكَ ﭐلْاۤنِسَةُ ﭐللَّطِيفَةُ طَالِبَةٌ فِي ﭐلْجَامِعَةِ.
كُلُّ أُولٰئِكَ ﭐلْاۤنِسَاتِ ﭐللَّطِيفَاتِ طَالِبَاتٌ فِي ﭐلْجَامِعَةِ.
3.b Al die aardige jongedames zijn studentes aan de universiteit.
4.a Deze mevrouw is lid van de regeringspartij (lett. regerende partij).
هٰذِهِ ﭐلسَّيِّدَةُ عُضْوَةٌ لِلْحِزْبِ ﭐلْحَاكِمِ.
كُلُّ هٰؤُلَاءِ ﭐلسَّيِّدَاتِ عُضْوَاتٌ لِلْحِزْبِ ﭐلْحَاكِمِ.
4.b Al deze vrouwen zijn leden van de regeringspartij (lett. regerende partij).
5.a Het hoofd van de universiteit wilde de afdeling bekijken.
أَرَادَ رَئِيسُ ﭐلْجَامِعَةِ أَنْ يُشَاهِدَ ﭐلْقِسْمَ.
أَرَادَ رَئِيسُ ﭐلْجَامِعَةِ أَنْ يُشَاهِدَ كُلَّ ﭐلْأَقْسَامِ.
5.b Het hoofd van de universiteit wilde alle afdelingen bekijken.
6.a De docente was gewend (/placht) de vragen van haar studentes te beantwoorden.
كَانَتِ ﭐلْمُدَرِّسَةُ تُجِيبُ عَلَى أَسْئِلَةِ طَالِبَاتِهَا.
كَانَتِ ﭐلْمُدَرِّسَةُ تُجِيبُ عَلَى كُلِّ أَسْئِلَةِ طَالِبَاتِهَا.
6.b De docente was gewend (/placht) alle vragen van haar studentes te beantwoorden.
Oefening 5
فِي ﭐلسُّوقِ كُلُّ شَيْءٍ رَخِيصٌ.
(سَوْفَ \سـ)يَكُونُ ﭐلْإِمَامُ قَدْ بَاعَ كُتُبَهُ.
كَانَ \ كَانَتْ كُلُّ ﭐلْمُنَاقَشَاتِ بَيْنَ عُضْوَيِ ﭐلْحِزْبِ شَدِيدًا \ شَدِيدَةً.
كُنَّا نَجْتَمِعُ فِي ﭐلْمَكْتَبَةِ ظُهْرًا \ بَعْدَ ﭐلظُّهْرِ.
(يَا) سَادَتِي! عُوا أَنَّ ﭐلْأَعْمَالَ سَتَكُونُ صَعْبَةً.
كَانَتْ تَقْرَأُ جُزْءًا مِنَ ﭐلْقُرْآنِ كُلَّ يَوْمٍ.
Oefening 6
dat er in oude tijd, in het rijk van de Sassanieden in de gebieden van India en China, twee koningsbroers waren.
hij kroonde zijn broer Shahzaman tot koning over de landen van Samarqand, maakte hem daar sultan, en hij (d.w.z. Shahzaman) verbleef daar.
Hijzelf verbleef in India en China. Hij bleef tien jaar in deze situatie.
Shahriyar verlangde naar zijn broer de koning en hij zond zijn minister achter hem aan. Zijn minister had twee dochters.
De naam van de ene was Sheherazade, de ander was Dinarazade.
De minister maakte zich gereed en reisde dagen en nachten totdat hij in Samarqand aankwam.
Shahzaman hoorde van zijn komst naar de landen van Samarqand
dus ging hij uit om hem te ontmoeten met een gezelschap van zijn notablen.
Hij liep naar hem toe, omhelsde hem en vroeg hem naar nieuws over zijn broer de grote koning Shahriyar.
Hij (de minister) berichte hem dat het goed met hem was en dat hij (Shahriyar) hem (de minister) gestuurd had om hem te vragen te komen.
Hij bracht die nacht door bij de minister tot middernacht en stak over naar de stad. Hij ging op naar zijn paleis om van zijn vrouw afscheid te nemen.