Oefening 2
1.a Jullie doen je studie. - I
تَقُومُونَ بِدِرَاسَتِكُم.
1.b Jullie doen je studie niet.
لَا تَقُومُونَ بِدِرَاسَتِكُم.
2.a Zij hebben een nieuw hoofd gekozen. - VIII
اِخْتَارُوا رَئِيسًا جَدِيدًا.
2.b Zij hebben geen nieuw hoofd gekozen.
لَمْ يَخْتَارُوا رَئِيسًا جَدِيدًا.
3.a Zul jij daartoe in staat zijn? - X
هَلْ سَتَسْتَطِيعِينَ ذٰلِكَ؟
3.b Zul jij niet daartoe in staat zijn?
أَلَنْ تَسْتَطِيعِي ذٰلِكَ؟
4.a Zij beiden kiezen de vertegenwoordiger. VIII
يَخْتَارَانِ ٱلنَّائِبَ.
4.b Zij beiden kiezen de vertegenwoordiger niet.
لَا يَخْتَارَانِ ٱلنَّائِبَ.
5.a Helpt mij! - III
عَاوِنُونِي!
5.b Helpt mij niet!
لَا تُعَاوِنُونِي!
6.a Wij wilden daar verblijven. - IV / IV
أَرَدْنَا أَنْ نُقِيمَ هُنَاكَ.
6.b Wij wilden daar niet verblijven.
لَمْ نُرِدْ أَنْ نُقِيمَ هُنَاكَ.
7.a Heb jij/ik jouw huis verkocht? - I
هَلْ بِعْتَ \ بِعْتِ \ بِعْتُ بَيْتَكَ \ بَيْتَكِ؟
7.b Heb jij/ik jouw huis niet verkocht?
أَلَمْ تَبِعْ \ تَبِيعِي \ أَبِعْ بَيْتَكَ \ بَيْتَكِ؟
8.a Zij interesseerde zich voor de geschiedenis
van het oude Egypte. - VIII
اِهْتَمَّتْ بِتَارِيخِ مِصْرَ ٱلْقَدِيمَةِ.
8.b Zij interesseerde zich niet voor de geschiedenis
van het oude Egypte.
لَمْ تَهْتَمِمْ \ تَهْتَمَّ بِتَارِيخِ مِصْرَ ٱلْقَدِيمَةِ.
9.a Verblijf jij in een hotel? - IV
هَلْ تُقِيمِينَ فِي فُنْدُقٍ؟
9.b Verblijf jij niet in een hotel?
أَلَا تُقِيمِينَ فِي فُنْدُقٍ؟
10.a Doe jullie werk! - I
قُومُوا بِأَعْمَالِكُمْ!
10.b Doe jullie werk niet!
لَا تَقُومُوا بِأَعْمَالِكُمْ!
11.a Jullie hebben jullie vriendinnen geholpen. - III
عَاوَنْتُنَّ صَدِيقَاتِكُنَّ.
11.b Jullie hebben jullie vriendinnen niet geholpen.
لَمْ تُعَاوِنَّ صَدِيقَاتِكُنَّ.
12.a Gaat (\Zal) hij (gaan) slapen na de maaltijd? - I
هَلْ سَيَنَامُ بَعْدَ ٱلطَّعَامِ؟
12.b Gaat (\Zal) hij niet (gaan) slapen na de maaltijd?
أَلَنْ يَنَامَ بَعْدَ ٱلطَّعَامِ؟
13.a Staat op! (/Staan jullie tweeën op!) - I
قُومَا!
13.b Staat niet op!
لَا تَقُومَا!
14.a De studie zal interessant (/plezierig) zijn. - I
سَوْفَ تَكُونُ ٱلدِّرَاسَةُ مُمْتِعَةً.
14.b De studie zal niet interessant (/plezierig) zijn.
لَنْ تَكُونَ ٱلدِّرَاسَةُ مُمْتِعَةً.
15.a Zijn de huizen ingestord? - VII
هَلِ ٱنْهَارَتِ ٱلْبُيُوتُ؟
15.b Zijn de huizen niet ingestord?
أَلَمْ تَنْهَرِ ٱلْبُيُوتُ؟
16.a Zij hebben de situatie kunnen (/konden) veranderen - X / II.
اِسْتَطَاعُوا أَنْ يُغَيِّرُوا ٱلْوَضْعَ.
16.b Zij hebben de situatie niet kunnen (/konden) veranderen.
لَمْ يَسْتَطِيعُوا أَنْ يُغَيِّرُوا ٱلْوَضْعَ.
17.a Verkoopt jullie boeken! - I
بِعْنَ كُتُبَكُنَّ!
17.b Verkoopt jullie boeken niet!
لَا تَبِعْنَ كُتُبَكُنَّ!
18.a Ik heb een beetje (/kort/weinig) geslapen. - I
نِمْتُ قَلِيلًا.
18.b Ik heb niet kort geslapen.
لَمْ أَنَمْ قَلِيلًا.
19.a Kun je passeren? - X / I
هَلْ تَسْتَطِيعِينَ أَنْ تَمُرِّي؟
19.b Kun je niet passeren?
أَلَا تَسْتَطِيعِينَ أَنْ تَمُرِّي؟
20.a Jij/Zij verandert de situatie. / De situatie is veranderd. - II / V
تُغَيِّرُ ٱلْوَضْعَ. \ تَغَيَّرَ ٱلْوَضْعُ.
20.b Jij/Zij verandert de situatie niet. / De situatie is niet veranderd.
لَا تُغَيِّرُ ٱلْوَضْعَ. \ لَمْ يَتَغَيَّرِ ٱلْوَضْعُ.
Oefening 3
1.a De kinderen (/jongens) slapen.
يَنَامُ ٱلْأَوْلاَدُ.
1.b Denk jij dat de kinderen (/jongens) slapen?
هَلْ تَظُنُّ أَنْ يَنَامَ ٱلْأَوْلَادُ؟
2.a De teller van de taxi is kapot.
عَدَّادُ ٱلتَّكْسِي مُعَطَّلٌ.
2.b Denk jij dat de teller kapot is.
هَلْ تَظُنُّ أَنْ يَكُونَ عَدَّادُ ٱلتَّكْسِي مُعَطَّلًا؟
3.a Zij is op het station.
هِيَ فِي مَحَطَّةِ ٱلْقِطَارِ.
3.b Denk jij dat zij op het station is?
هَلْ تَظُنُّ أَنْ تَكُونَ فِي مَحَطَّةِ ٱلْقِطَارِ؟
4.a De situatie verandert niet.
لَا يَتَغَيَّرُ ٱلْوَضْعُ.
4.b Denk jij dat de situatie niet verandert?
هَلْ تَظُنُّ أَنْ لَا \ أَلَّا يَتَغَيَّرَ ٱلْوَضْعُ؟
5.a Dat boek is niet nuttig.
لَيْسَ ذٰلِكَ ٱلْكِتَابُ مُفِيدًا.
5.b Denk jij dat dat boek niet nuttig is?
هَلْ تَظُنُّ أَنْ لَا \ أَلَّا يَكُونَ ذٰلِكَ ٱلْكِتَابُ مُفِيدًا؟
Oefening 4
1. De student kan de geschiedenis van de Arabieren en de islam studeren aan het
instituut voor Oosterse talen en culturen.
2. Wil jij dat merkwaardige boek van jou niet verkopen?
3. Die twee studentes interesseren zich voor de geschiedenis van het oude
Egypte daarom zullen zij een bezoek brengen aan de piramiden dichtbij de stad Caïro.
4. Waar kan ik vragen naar de studie-onderwerpen in jullie instituut?
5. De studenten van het tweede jaar zijn naar Damascus gereisd om daar de
geschiedenis van de Arabische landen te studeren.
6. Weet jij wie dat boek geschreven heeft en wat de titel ervan is (of:
wat zijn adres is)?
7. De vertegenwoordigers van de regerende partij waren in verwarring nadat de
minister-president gesproken had over zijn besprekingen met de legerleiders.
8. De studente was in gesprek met haar lerares. Zij spraken over het belang van
de studie van de geschiedenis van de islam en het dogma ervan.
9. Dit project is moeilijk en belangrijk. Wil je dat ik je help of denk je dat je het
zelf kunt voorbereiden?
10. De jongeman kon niet slapen na zijn lange reis daarom stond hij op uit zijn bed
en besloot hij een brief aan zijn broer te schrijven.