Les 9

  Oplossingen
Plaats de cursor op een veld om de oplossing zichtbaar te maken

Oefening 1
1
a. Jij opent de deur.
تَفْتَحُ (أَنْتَ) ﭐلْبَابَ.
b. Open de deur niet!
لاَ تَفْتَحِ ﭐلْبَابَ!
c. Open de deur!
اِفْتَحِ ﭐلْبَابَ!
2
a. Jij opent jouw boek.
تَفْتَحِينَ كِتَابَكِ.
b. Open jouw boek niet!
لاَ تَفْتَحِي كِتَابَكِ!
c. Open jouw boek!
اِفْتَحِي كِتَابَكِ!
3
a. Jullie beiden openen jullie (beider) handen.
تَفْتَحَانِ يَدَيْكُمَا.
b. Opent jullie (beider) handen niet!
لاَ تَفْتَحَا يَدَيْكُمَا!
c. Opent jullie (beider) handen!
اِفْتَحَا يَدَيْكُمَا!
4
a. Jullie openen de ramen.
تَفْتَحُونَ ٱلنَّوَافِذَ.
b. Opent de ramen niet!
لاَ تَفْتَحُوا ٱلنَّوَافِذَ!
c. Opent de ramen!
اِفْتَحُوا ٱلنَّوَافِذَ!
5
a. Jullie openen de kasten
تَفْتَحْنَ ٱلْخَزَائِنَ.
b. Opent de kasten niet!
لاَ تَفْتَحْنَ ٱلْخَزَائِنَ!
c. Opent de kasten!
اِفْتَحْنَ ٱلْخَزَائِنَ!
6
a. Jij schrijft jouw naam (op).
تَكْتُبُ (أَنْتَ) ٱسْمَكَ.
b. Schrijf jouw naam niet (op)!
لَا تَكْتُبِ ٱسْمَكَ!
c. Schrijf jouw naam (op)!
اُكْتُبِ ٱسْمَكَ!
7
a. Jij schrijft jouw adres (op).
تَكْتُبِينَ عُنْوَانَكِ.
b. Schrijf jouw adres niet (op)!
لَا تَكْتُبِي عُنْوَانَكِ!
c. Schrijf jouw adres (op)!
اُكْتُبِي عُنْوَانَكِ!
8
a. Jullie tweeën schrijven op het bord.
تَكْتُبَانِ عَلَى ٱللَّوْحِ.
b. Schrijft niet op het bord!
لَا تَكْتُبَا عَلَى ٱللَّوْحِ!
c. Schrijft op het bord!
اُكْتُبَا عَلَى ٱللَّوْحِ!
9
a. Jullie schrijven een brief.
تَكْتُبُونَ رِسَالَةً.
b. Schrijft geen brief!
لَا تَكْتُبُوا رِسَالَةً!
c. Schrijft een brief!
اُكْتُبُوا رِسَالَةً!
10
a. Jullie schrijven de brieven.
تَكْتُبْنَ ٱلرَّسَائِلَ.
b. Schrijft de brieven niet!
لَا تَكْتُبْنَ ٱلرَّسَائِلَ!
c. Schrijft de brieven!
اُكْتُبْنَ ٱلرَّسَائِلَ!
11
a. Jij reist naar Beiroet.
تُسَافِرُ إِلَى بَيْرُوتَ.
b. Reis niet naar Beiroet!
لاَ تُسَافِرْ إِلَى بَيْرُوتَ!
c. Reis naar Beiroet!
سَافِرْ إِلَى بَيْرُوتَ!
12
a. Jij reist naar Damascus.
تُسَافِرِينَ إِلَى دِمَشْقَ.
b. Reis niet naar Damascus!
لَا تُسَافِرِي إِلَى دِمَشْقَ!
c. Reis naar Damascus!
سَافِرِي إِلَى دِمَشْقَ!
13
a. Jullie tweeën reizen naar Jordanië.
تُسَافِرَانِ إِلَى ٱلْأُرْدُنِّ.
b. Reist niet naar Jordanië!
لَا تُسَافِرَا إِلَى ٱلْأُرْدُنِّ!
c. Reist naar Jordanië!
سَافِرَا إِلَى ٱلْأُرْدُنِّ!
14
a. Jullie reizen naar Tunesië (/Tunis).
تُسَافِرُونَ إِلَى تُونِسَ.
b. Reist niet naar Tunesië (/Tunis)
لَا تُسَافِرُوا إِلَى تُونِسَ!
c. Reist naar Tunesië (/Tunis)!
سَافِرُوا إِلَى تُونِسَ!
15
a. Jullie reizen naar Caïro.
تُسَافِرْنَ إِلَى ٱلْقَاهِرَةِ.
b. Reist niet naar Caïro!
لَا تُسَافِرْنَ إِلَى ٱلْقَاهِرَةِ!
c. Reist naar Caïro!
سَافِرْنَ إِلَى ٱلْقَاهِرَةِ!
16
a. Jij stuurt deze brief
تُرْسِلُ هٰذِهِ ٱلرِّسَالَةَ.
b. Stuur deze brief niet!
لاَ تُرْسِلْ هٰذِهِ ٱلرِّسَالَةَ!
c. Stuur deze brief!
أَرْسِلْ هٰذِهِ ٱلرِّسَالَةَ!
17
a. Jij stuurt dit boek.
تُرْسِلِينَ هٰذَا ٱلْكِتَابَ.
b. Stuur dit boek niet!
لَا تُرْسِلِي هٰذَا ٱلْكِتَابَ!
c.Stuur dit boek!
أَرْسِلِي هٰذَا ٱلْكِتَابَ!
18
a. Jullie tweeën sturen jullie vrienden.
تُرْسِلَانِ أَصْدِقَاءَكُمَا.
b. Stuurt jullie vrienden niet!
لَا تُرْسِلَا أَصْدِقَاءَكُمَا!
c. Stuurt jullie vrienden!
أَرْسِلَا أَصْدِقَاءَكُمَا!
19
a. Jullie sturen deze brieven.
تُرْسِلُونَ هٰذِهِ ٱلرَّسَائِلَ.
b. Stuurt deze brieven niet!
لَا تُرْسِلُوا هٰذِهِ ٱلرَّسَائِلَ!
c. Stuurt deze brieven!
أَرْسِلُوا هٰذِهِ ٱلرَّسَائِلَ!
20
a. Jullie sturen deze boeken.
تُرْسِلْنَ هٰذِهِ ٱلْكُتُبَ.
b. Stuurt deze boeken niet!
لَا تُرْسِلْنَ هٰذِهِ ٱلْكُتُبَ!
c. Stuurt deze boeken!
أَرْسِلْنَ هٰذِهِ ٱلْكُتُبَ!
21
a. Jij raakt de hond aan.
تُمَاسُّ ٱلْكَلْبَ.
b. Raak de hond niet aan!
لاَ تُمَاسِسِ ٱلْكَلْبَ! \ لاَ تُمَاسَّ ٱلْكَلْبَ!
c. Raak de hond aan!
مَاسِسِ ٱلْكَلْبَ! \ مَاسَّ ٱلْكَلْبَ!
22
a. Jij raakt de kat aan.
تُمَاسِّينَ ٱلْقِطَّ.
b. Raak de kat niet aan!
لَا تُمَاسِّي ٱلْقِطَّ!
c. Raak de kat aan!
مَاسِّي ٱلْقِطَّ!
23
a. Jullie tweeën raken de dromedaris aan.
تُمَاسَّانِ ٱلْجَمَلَ.
b. Raakt de dromedaris niet aan!
لَا تُمَاسَّا ٱلْجَمَلَ!
c. Raakt de dromedaris aan!
مَاسَّا ٱلْجَمَلَ!
24
a. Jullie raken mij aan.
تُمَاسُّونَنِي.
b. Raakt mij niet aan!
لَا تُمَاسُّونِي!
c. Raakt mij aan!
مَاسُّونِي!
25
a. Jullie raken de merrie aan.
تُمَاسِسْنَ ٱلْفَرَسَ.
b. Raakt de merrie niet aan!
لَا تُمَاسِسْنَ ٱلْفَرَسَ!
c. Raakt de merrie aan!
مَاسِسْنَ ٱلْفَرَسَ!
26
a. Jij maakt jouw kamer gereed.
تُعِدُّ غُرْفَتَكَ.
b. Maak jouw kamer niet gereed!
لاَ تُعْدِدْ غُرْفَتَكَ! \ لاَ تُعِدَّ غُرْفَتَكَ!
c. Maak jouw kamer gereed!
أَعْدِدْ غُرْفَتَكَ! \ أَعِدَّ غُرْفَتَكَ!
27
a. Jij maakt de maaltijd klaar.
تُعِدِّينَ ٱلطَّعَامَ.
b. Maak de maaltijd niet klaar!
لَا تُعِدِّي ٱلطَّعَامَ!
c. Maak de maaltijd klaar!
أَعِدِّي ٱلطَّعَامَ!
28
a. Jullie tweeën maken jullie kamers gereed.
تُعِدَّانِ حُجَرَاتِكُمَا.
b. Maakt jullie kamers niet gereed!
لَا تُعِدَّا حُجَرَاتِكُمَا!
c. Maakt jullie kamers gereed!
أَعِدَّا حُجَرَاتِكُمَا!
29
a. Jullie maken jullie huis gereed.
تُعِدُّونَ بَيْتَكُمْ.
b. Maakt jullie huis niet gereed!
لَا تُعِدُّوا بَيْتَكُمْ!
c. Maakt jullie huis gereed!
أَعِدُّوا بَيْتَكُمْ!
30
a. Jullie maken de receptie gereed.
تُعْدِدْنَ مَكْتَبَ ٱلِٱسْتِقْبَالِ.
b. Maakt de receptie niet gereed!
لَا تُعْدِدْنَ مَكْتَبَ ٱلِٱسْتِقْبَالِ!
c. Maakt de receptie gereed!
أَعْدِدْنَ مَكْتَبَ ٱلِٱسْتِقْبَالِ!
Oefening 2
1.a & b
تُسَافِرُونَ
Jullie reizen - III
1.c
لاَ تُسَافِرُونَ
Jullie reizen niet
2.a & b
اِحْمَرَّتْ
Zij heeft gebloosd - IX
2.c
لَمْ تَحْمَرِرْ\تَحْمَرَّ
Zij heeft niet gebloosd
3.a & b
سَتَشْتَغِلِينَ
Jij zult bezig zijn (/werken) - VIII
3.c
لَنْ تَشْتَغِلِي
Jij zult niet bezig zijn (/werken)
4.a & b
أَسْأَلُ
Ik vraag - I
4.c
لَا أَسْأَلُ
Ik vraag niet
5.a & b
اُخْرُجُوا!
Gaat naar buiten! - I
5.c
لَا تَخْرُجُوا!
Gaat niet naar buiten!
6.a & b
اِحْتَلَلْنَا
Wij hebben bezet - VIII
6.c
لَمْ نَحْتَلِلْ\نَحْتَلَّ
Wij hebben niet bezet
7.a & b
سَتَنْطَلِقُ
Jij zult / Zij zal vertrekken - VII
7.c
لَنْ تَنْطَلِقَ
Jij zult / Zij zal niet vertrekken
8.a & b
هَلْ نَاقَشْنَ
Hebben zij gediscussieerd? - III
8.c
أَلَمْ يُنَاقِشْنَ
Hebben zij niet gediscussieerd?
9.a & b
يَتَكَلَّمُونَ
Zij praten - V
9.c
لَا يَتَكَلَّمُونَ
Zij praten niet
10.a & b
اِرْكَبْنَ!
Stapt in! - I
10.c
لَا تَرْكَبْنَ!
Stapt niet in!
11.a & b
اِسْتَقْبَلْتُنَّ.
Jullie (f) hebben ontvangen - X
11.c
لَمْ تَسْتَقْبِلْنَ
Jullie (f) hebben niet ontvangen.
12.a & b
سَيَنْحَلُّ
Het zal uiteenvallen - VII
12.c
لَنْ يَنْحَلَّ
Het zal niet uiteenvallen
13.a & b
مُرَّ!
Passeer! - I
13.c
لَا تَمُرَّ!
Passeer niet!
14.a & b
سَوْفَ نُقَدِّمُ
Wij zullen voorstellen - II
14.c
لَنْ نُقَدِّمَ
Wij zullen niet voorstellen
15.a & b
شَاهَدتُّمْ
Jullie hebben bekeken - III
15.c
لَمْ تُشَاهِدُوا
Jullie hebben niet bekeken
16.a & b
اِعْتَقَدُوا
Zij waren overtuigd - VIII
16.c
لَمْ يعْتَقِدُوا
Zij zijn niet overtuigd
17.a & b
تَحَدَّثِي!
Praat! - V
17.c
لَا تَتَحَدَّثِي!
Praat niet!
18.a & b
أَكَّدتُّ
Ik heb bevestigd - II
18.c
لَمْ أُؤَكِّدْ
Ik heb niet bevestigd
19.a & b
هَلْ تَسْمَعِينَ؟
Hoor je? - I
19.c
أَلَا تَسْمَعِينَ؟
Hoor je niet? - I
20.a & b
ذَهَبْتِ
Jij bent gegaan - I
20.c
لَمْ تَذْهَبِي
Jij bent niet gegaan
Oefening 3
Voor een goed begrip van de grammatica is de tekst van deze oefening volledig gevocaliseerd. In de praktijk vinden conversaties als die van het tweede deel van de oefening niet in Standaardarabisch voorzien van alle uitgangen van woorden plaats. Naamvalsuitgangen en nunatie worden niet gebruikt, net zo min als laysa, de dualis of het partikel lan.
سَنْدرَة وَمَرْلُوس طَالِبَتَانِ مِنْ هُولَنْدَا،
Sandra en Marloes zijn twee studenten uit Nederland.
تَدْرُسَانِ فِي مَعْهَدِ تَعْلِيمِ ٱللُّغَةِ ٱلْعَرَبِيَّةِ لِلْأَجَانِبِ فِي مَدِينَةِ تُونِسَ.
Zij studeren aan het instituut voor onderwijs van de Arabische taal aan buitenlanders in de stad Tunis.
عِنْدَهُمَا عِدَّةُ أَيَّامِ عُطْلَةٍ لِذٰلِكَ تَوَدَّانِ أَنْ تُسَافِرَا إِلَى مَدِينَةِ صَفَاقُسَ.
Zij hebben een aantal dagen vakantie, daarom willen zij naar de stad Sfax reizen.
اَلْآنَ تَخْرُجَانِ مِنْ بَيْتِ ٱلطَّالِبَاتِ وَتَبْحَثَانِ عَنْ تَاكْسِي.
Op dit moment gaan zij het studentenhuis uit en zoeken zij een taxi.
مَرلُوس: تَاكْسِي!
Marloes: Taxi!
إِلَى مَحَطَّةِ ٱلْقِطَارِ مِنْ فَضْلِكَ.
Naar het station alstublieft.
اَلسَّائِقُ: تَفَضَّلِي، اِرْكَبِي!
Chauffeur: Alstublieft, stap in!
مَرلُوس: أَلَا تَسْتَعْمِلُ ٱلْعَدَّادَ؟
Marloes: Gebruikt u de meter niet?
اَلسَّائِقُ: عَفْوًا، اَلْعَدَّادُ مُعَطَّلٌ ،لَا يَشْتَغِلُ.
Chauffeur: Sorry, de meter is kapot, hij werkt niet.
مَرلُوس: إِذَنْ، يَلْزَمُ عَلَيْنَا أَنْ نُحَدِّدَ ٱلثَّمَنَ.
Dan moeten wij de prijs vaststellen.
اَلسَّائِقُ: لَا بَأْسَ ، لَنْ نَخْتَلِفَ!
Geen probleem, we zullen het niet oneens zijn!
مَرلُوس: اِسْمَحْ لِي أَوَدُّ أَنْ نُحَدِّدَ ٱلثَّمَنَ قَبْلَ أَنْ نَنْطَلِقَ.
Marloes: Neem mij niet kwalijk, ik zou graag willen dat we de prijs vaststellen voordat we vertrekken.
اَلسَّائِقُ: طَيِّبٌ، خِمْسِينَ دِينَارًا!
Chauffeur: Goed, vijftig Dinar!
مَرلُوس: مَاذَا؟ هٰذَا كَثِيرٌ جِدًّا!
Wat? Dat is erg veel!
اَلسَّائِقُ: لَا، لَيْسَ كَثِيرًا، اَلْمَحَطَّةُ بَعِيدَةٌ وَهُنَاكَ زَحْمَةٌ فِي ٱلْمُرُورِ!
Chauffeur: Nee, het is niet veel, het station is ver en er is drukte in het verkeer!
مَرلُوس: عِشْرُونَ دِينَارًا ثَمَنٌ جَيِّدٌ لِهٰذِهِ ٱلْمِسَافَةِ.
Marloes: Twintig Dinar is een goede prijs voor deze afstand.
اَلسَّائِقُ: اِسْمَحِي لِي، أَنَا رَجُلٌ فَقِيرٌ وَيَلْزَمُ عَلَيَّ أَنْ أَدْفَعَ إِيجَارًا لِهٰذِهِ ٱلسَّيَّارَةِ: أَرْبَعِينَ!
Chauffeur: Neem mij niet kwalijk, ik ben een arme man en ik moet huur betalen voor deze auto: veertig!
مَرلُوس: تَفَضَّلْ هُنَا ثَلَاثُونَ دِينَارًا لِنَذْهَبْ.
Marloes: Alstublieft, hier is dertig: laten we gaan!
اَلسَّائِقُ: طَيِّبٌ، إِلَى ٱلْمَحَطَّةِ.
Chauffeur: Oké, naar het station.
فِي مَحَطَّةِ ٱلْقِطَارِ عِنْدَ مُوَظَّفَةِ ٱلشُّبَّاكِ.
Op het station bij de lokettiste.
سَنْدرَة: اَلسَّلَامُ عَلَيْكُمْ، نَوَدُّ أَنْ نُسَافِرَ إِلَى صَفَاقُسَ.
Sandra: Goedendag, Wij willen graag naar Sfax reizen.
اَلْمُوَظَّفَةُ: لَيْسَ مُمْكِنًا، قَدِ ٱنْطَلَقَ ٱلْقِطَارُ ٱلْأَخِيرُ.
Lokettiste: Dat is niet mogelijk, de laatste trein is vertrokken.
سَنْدرَة: اِسْمَحِي لِي نَوَدُّ تَذْكَرَتَيْنِ لِلْغَدِ.
Sandra: Neem mij niet kwalijk, wij willen twee kaartjes voor morgen.
اَلْمُوَظَّفَةُ: آهْ، طَيِّبٌ، ذَهَابٌ أَمْ ذَهَابٌ وَإِيَابٌ؟
Lokettiste: Oh, goed, enkel of retour?
سَنْدرَة: سَنَرْجِعُ ٱلْأُسْبُوعَ ٱلْمُقْبِلَ.
Sandra: Wij komen de volgende week terug.
اَلْمُوَظَّفَةُ: إِذَنْ تَلْزَمُكُمَا تَذْكَرَتَانِ لِلذَّهَابِ، لِلدَّرَجَةِ ٱلْأُولَى أَمِ ٱلدَّرَجَةِ ٱلثَّانِيَةِ؟
Lokettiste: Dan hebben jullie twee enkeltjes nodig; voor de eerste klasse of voor de tweede klasse?
سَنْدرَة: هَلِ ٱلدَّرَجَةُ ٱلثَّانِيَةُ مُكَيَّفَةٌ؟
Sandra: Heeft de tweede klasse airconditioning?
اَلْمُوَظَّفَةُ: نَعَمْ.
Lokettiste: Ja.
سَنْدرَة: طَيِّبٌ، تَذْكَرَتَيْنِ لِلدَّرَجَةِ ٱلثَّانِيَةِ مِنْ فَضْلِكِ.
Sandra: Goed, twee kaartjes voor de tweede klasse alstublieft.
اَلْمُوَظَّفَةُ: تَفَضَّلِي، مِائَةُ دِينَارٍ، سَيَنْطَلِقُ ٱلْقِطَارُ مِنَ ٱلرَّصِيفِ رَقْمٌ ثَلَاثَةٌ فِي ٱلسَّاعَةِ ٱلثَّانِيَةِ غَدًا.
Lokettiste: Alstublieft, honderd Dinar, de trein zal morgen vertrekken van spoor drie om twee uur.
سَنْدرَة: شُكْرًا، مَعَ ٱلسَّلَامَةِ.
Sandra: Bedankt, tot ziens!
اَلْمُوَظَّفَةُ: مَعَ ٱلسَّلَامَةِ.
Lokettiste: Tot ziens.
Oefening 4
أَلاَ يَعْرِفُ\يَعْلَمُ هٰؤُلاَءِ ٱلْأَجَانِبُ أَنَّهُ يَلْزَمُ عَلَيْهِمْ أَنْ يَسْأَلُوا سَائِقَ ٱلتَّكْسِي أَنْ يَسْتَعْمِلَ ٱلْعَدَّادَ؟
أَلَنْ تَفْتَحَ ٱلْمَعَاهِدُ أَبْوَابَهَا فِي ٱلصَّيْفِ؟
مِنْ فَضْلِكَ\فَضْلِكَ ، لاَ تَشْرَبْ\تَشْرَبِي هٰذِهِ ٱلْقَهْوَةَ ، هِيَ بَارِدَةٌ.
أَوَدُّ تَذْكِرَةً لأُِسَافِرَ إِلَى ٱلْقَاهِرَةِ.
أَلَمْ تَسْتَعْمِلُوا \ تَسْتَعْمِلْنَ كِتَابَ ٱلدَّرْسِ ٱلْجَدِيدَ؟
تَوَدُّ ٱلطَّلِبَتَانِ (ٱلِٱثْنَتَانِ) أَنْ يَتَعَلَّمَا ٱللُّغَةَ ٱلْعَرَبِيَّةَ فِي مَعْهَدٍ عَرَبِيٍّ.
أَلَا يُمْكِنُكُمْ \ أَنْ تَرْجِعُوا إِلَى ٱلْبَيْتِ غَدًا فِي ٱلصَّبَاحِ؟ \ أَلَا يُمْكِنُكُنَّ أَنْ تَرْجِعْنَ إِلَى ٱلْبَيْتِ غَدًا فِي ٱلصَّبَاحِ؟
لَا تَدْفَعُوا \ تَدْفَعْنَ هٰذِهِ ٱلْقَهْوَةَ! سَأَدْفَعُهَا (أَنَا).